Om kindermishandeling aan te kunnen pakken is het belangrijk dat professionals het risico tijdig en goed kunnen inschatten. Er valt daarbij nog veel te verbeteren. Dit kan door professionals betere methoden te laten gebruiken. Dit blijkt uit de eerste resultaten van deelstudies van het onderzoek door het consortium Vroegpreventieve interventies kindermishandeling.
Doel van het onderzoek is het vergroten van de effectiviteit van vroegtijdig preventief handelen om kindermishandeling te voorkomen. Dat is het hoofddoel, aldus Claudia van der Put, universitair docent Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en leider van het consortium. Het is een belangrijke opdracht, want de huidige interventies werken slechts in beperkte mate.
Vier deelprojecten zijn gericht op het verkrijgen van meer kennis over welke (onderdelen van) interventies effectief zijn en waarom deze werken. In drie andere deelprojecten onderzoekt men hoe gezinnen met verhoogd risico op kindermishandeling tijdig in beeld kunnen komen. Hierdoor is het mogelijk preventieve interventies in te zetten bij de juiste gezinnen.
Vaste methode leidt tot betere voorspelling
In Nederland maken professionals meestal geen gebruik van instrumenten voor screening, waarbij vóórdat kindermishandeling plaatsvindt vroegtijdig het risico erop wordt gesignaleerd, zodat preventieve interventies kunnen worden ingezet. Bij risicotaxatie passen professionals veelal klinisch instrumenten toe. Dat is zorgelijk, stelt Van der Put, want ‘veel studies laten zien dat inschattingen zonder instrument niet goed voorspellend zijn’. Actuariële instrumenten (waarbij de factoren op een vaststaande manier gewogen en gecombineerd worden tot een eindoordeel) presteren volgens haar beter dan klinische instrumenten. Dus het instrument bepaalt of er sprake is van een verhoogd risico. Bij klinische instrumenten is geen sprake van een vaststaande weging en bepaalt de professional zélf hoe zwaar hij of zij de factoren weegt en combineert tot een eindoordeel. Dus dan bepaalt de professional of er sprake is van een verhoogd risico.
Selectieve vragenlijst
De conclusie wordt ondersteund door onderzoek naar het vroegtijdig screenen bij gezinnen door de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Daaruit blijkt dat als een JGZ-verpleegkundige geen gebruik van een instrument maakt, maar zelf het risico inschat, dat tot ongeveer 59% juiste voorspellingen leidt. Dit is vrij laag en ook niet significant beter dan toeval, aldus Van der Put.
Maar dat verandert als zij de inschatting maken op basis van de selectievragenlijst van Stevig Ouderschap (SO). Dit is een actuarieel instrument. Moeders en vaders beantwoorden bij deze zelfrapportage in de eerste weken na de bevalling 15 vragen. Deze gaan bijvoorbeeld over de mate van sociale steun, jeugdervaringen met huiselijk geweld en onveiligheid, en mentale gezondheidsproblemen. De selectievragenlijst van Stevig Ouderschap leidde tot ongeveer 70% juiste voorspellingen, en daarmee tot een significante verbetering van het aantal juiste voorspellingen.
De voorlopige conclusie is dat grootschaliger inzet van de vragenlijst waarschijnlijk tot een aanzienlijke verbetering leidt van het vroegtijdige signaleren van het risico op kindermishandeling in de JGZ.
bron : vakbladvroeg