Ik heb best geluk gehad. De achterliggende jaren heb ik namelijk met een aantal mannelijke hulpverleners samen gewerkt. En in feite had ik dubbel geluk: het waren ook nog eens mannelijke collega’s die me een beetje wegwijs durfden maken in de binnenwereld van de vader. Reflecterende, mannelijke collega’s… daar zouden er wel meer van mogen zijn.
Want eerlijk is eerlijk. Die hele door vrouwen bevolkte geboortezorg en hulpverlening aan het jonge kind heeft wel een beetje zelfreflectie nodig op het vlak van ‘samenwerken met vaders’. Voor we het weten, doen we met de moeders mee aan ‘gatekeeping’: het fenomeen dat de moeders de toegang bepalen tot de baby of de peuter. Het hangt dan vooral van de ruimhartigheid van de moeders af of de vaders wel een kans krijgen. Want wij, vrouwelijke hulpverleners, begrijpen die moeders wel. Direct. Met heel veel woorden en lange verhalen vol herhalend begrip smeden we al snel een bondje met hen. We zijn geneigd onmiddellijk hun probleemdefinitie over te nemen. En die is meestal problematischer dan die van vaders.
‘De probleemdefinitie van moeders is meestal
problematischer dan die van vaders’
Vaders staan eigenlijk al vanaf de eerste dag bij de verloskundige, op achterstand. Want daar begint het: het vergeten van de vaders. Tegelijkertijd maken sommige vaders het natuurlijk echt wel bont. Hier het rijtje van de vijf meest gevreesde vaders. En ik verzin de voorbeelden niet. Allemaal meegemaakt. Over al deze vaders samen met m’n vrouwelijke collega’s verbaasd, geërgerd, opgewonden, m’n hoofd geschud, me druk over gemaakt, zenuwen gehad, ze buiten gesloten, ze genegeerd, ze in tweede instantie pas gemaild, ze aan het kortste eind laten trekken, ze bij Veilig Thuis gemeld, met hun ex samengespannen met de Raad voor de Kinderbescherming.
Het zijn de:
Imponerende vader die in halterhemdje de deur opendoet als je op huisbezoek komt. Of subtieler: die in pak komt. En je vraagt of je wel kinderen hebt en verstand hebt van opvoeden. En die klaagt, of dreigt met klagen, bij de klachtencommissie.
Agressieve vader, die brult en schreeuwt. Die na een dag werken thuis even orde op zaken komt stellen met de vuist op tafel. De vader die door zijn lengte, borstkas en stemgeluid meer weg heeft van een uitsmijter in het uitgaansleven. De vader die thuis of per e-mail orders uitdeelt alsof-ie soldaten traint.
Vermijdende vader die niet komt als we hem uitnodigen. Roept dat gesprekken en afspraken ‘betutteling’ zijn. De vader die diagnoses bagatelliseert. De paniekerige vader ook, die moeder thuis laat met de huilende baby en zelf gaat drinken in de kroeg.
Brokkenpiloot vader – meestal gescheiden – die steeds z’n eigen glazen ingooit met z’n ADHD gedrag. Met een borreltje op z’n zoontje met de auto komt ophalen. Vrouwelijke hulpverleners commandeert. Die omgangsafspraken maar niet kan onthouden.
Kinderlijke vader die verzorging nodig heeft – de vader die oma de omgang met de kinderen laat regelen bij haar in huis. De vader die zijn benen optrekt als moeder langs komt met de stofzuiger. De vader die zich laten wegzetten als ‘het 3e kind in huis’.
Deze vaders, daar krijgen we buikpijn van. Die willen we dus liever vermijden. Het is net zo gemakkelijk om deze vaders te laten zitten waar ze zitten: op hun werk, in de gevangenis, in het buitenland of bij hun net verworven nieuwe vriendin. Maar feitelijk komt dat ook neer op gatekeeping! En het buitensluiten zelf verergert bovenstaand gedrag.
‘Mannelijke hulpverleners: help ons
vrouwelijke hulpverleners vaders beter begrijpen!’
Dus daarom, beste mannelijke hulpverleners: help ons vrouwelijke hulpverleners vaders beter begrijpen. Want dat is nodig: meer contact met vaders. Wat drijft ze? Hoe kunnen we in hun schoenen leren staan? Of beter nog, mannelijke hulpverleners, kom werken in de hulpverlening aan de gezinnen met die kleine baby’s die zo hard kunnen huilen. Of die peuters die je bloed doen koken. En met die moeders die totaal niet meer geïnteresseerd zijn in seks in deze tropenjaren. We hebben heel hard mannelijke zorgverleners nodig. Mannen die zowel weten hoe ze contact kunnen houden met vaders als ze kunnen begrenzen. Mannen die de kunst verstaan vaders aan het woord te laten en moeders wat aanwijzingen geven: ‘Je punt maken, doe dat in hooguit drie zinnen. Hij wil echt wel luisteren. Maar, overspoel niet met ‘te veel’. Praten over wat je raakt? Kort en niet te vaak. Vaders zijn er niet mee opgevoed. Dus dat leren ze van moeders. Maar hé, ze zijn geen watje.’
Kortom, ophalen die vaders, contact maken en begrip voor door hen ervaren buitensluiting. Zo alleen wordt de hulpverlening aan de allerkleinsten vadersensitief.
Marilene de Zeeuw
Marilene de Zeeuw is Klinisch psycholoog, Infant Mental Health Specialist en gedragstherapeut en supervisor VGCt. Ze werkt in de specialistische GGZ met (zwangere) ouders en hun jonge baby, peuter of kleuter.
bron : vakbladvroeg