Er bestaat een klik tussen dieren en kinderen met Down en autisme. Daarom worden dieren steeds vaker, en met succes, ingezet bij behandeling van kinderen met een verstandelijke beperking. Synchronisatie, het om-de-beurt-praten, lijkt de sleutel om te begrijpen waarom dierondersteunde interventies goede resultaten opleveren.
Promovendus Richard Griffioen (Open Universiteit) inventariseerde de bestaande onderzoeken naar dierondersteunde therapie bij kinderen met Down en autisme en deed zelf onderzoek. Op 13 november 2020 verdedigde hij zijn proefschrift titel ‘Children and Animals in Synchrony’ bij de Open Universiteit in Heerlen.
Inzet van dieren succesvol
Het werken met dieren is een heel laagdrempelige manier voor een kind om zich open te stellen, zich veilig te voelen, uitgedaagd te worden en vooral niet afgewezen te worden. Dierondersteunde therapieën kunnen een duurzaam effect hebben op de sociale, emotionele, cognitieve, fysieke en psychologische ontwikkeling van mensen met een handicap of beperking. Bij kinderen met Down en autisme zie je dat de spraak-taalontwikkeling vooruitgaat, evenals de communicatie en de sociale interactie. Daardoor kunnen deze kinderen beter functioneren in de samenleving.
Waarom werkt het?
Therapie met dieren lijkt dus succesvol. Maar onderzoekers willen ook graag begrijpen waarom iets werkt. Het onderzoek van Griffioen richt zich specifiek op de invloed van dierondersteunde therapie op de ontwikkeling van kinderen met het syndroom van Down (DS) en kinderen met een autismespectrumstoornis (ASD). Hij heeft onderzocht of de theoretische begrippen van afstemming en gedragssynchronisatie als overkoepelend begrip het effect van dierondersteunde therapieën zouden kunnen verklaren.
Dankzij dolfijntherapie beter om-de-beurt praten
Griffioen toont voor het eerst aan dat er sprake is van synchronisatie bij een therapie met dolfijnen voor kinderen met Down. Na afloop van de zes weken durende therapie waren de kinderen, vergeleken met twee controlegroepen sterk vooruitgegaan als het gaat om verbalisatie en sociale interactie. Deze verbeteringen waren zelfs na vijf maanden nog (enigszins) zichtbaar. Maar is dat te verklaren vanuit het begrip synchronisatie?
Griffioen bestudeerde het gedrag van het kind en de therapeut. Daaruit blijkt dat verbale synchronisatie, het om de beurt praten, bij elke kind-therapeut combinatie verbeterde. Gedurende de therapie praatten de kinderen meer en de therapeut minder en wisselden ze elkaar beter af.
Kinderen met Down en autisme leren hun gedrag aan te passen
Voor kinderen met Down en autisme is het heel moeilijk om zich aan te passen aan een ander. Griffioen onderzocht tijdens een therapie met honden of er sprake was van synchronisatie en afstemming. Hij stelde vast dat de therapie leidde tot een significante toename in synchronisatie van de bewegingen van kind en therapiehond. De toename was iets groter bij kinderen met autisme, maar bij kinderen met Down was de afname van gedragsproblemen iets groter. Het begrip synchronisatie lijkt een zeer interessante invalshoek om te begrijpen waarom dierondersteunde interventies goede resultaten opleveren.
Bron: ou.nl vakbladvroeg