Daniel Hughes presenteert in dit boek een model om zowel persoonlijke als gezinsproblemen te herkennen, op te lossen en te helen. Dit doet hij met behulp van principes uit de theorieën over hechting en intersubjectiviteit. ‘Hechtingsgerichte gezinstherapie’ bevat veel casuïstiek en voorbeelddialogen die laten zien hoe het model van Daniel Hughes toegepast kan worden in een therapeutische setting.
De basis van het werk van Daniel Hughes ligt in de gehechtheidstheorie en de theorie van intersubjectiviteit. Deze twee elementen zijn fundamenteel in elk mensenleven. Met intersubjectiviteit bedoelt Hughes dat waarachtig gedeelde intentie, aandacht en affect tussen ouder en kind nodig zijn om in interactie betekenis te geven aan wat er dagelijks gebeurt. Op die manier kunnen emoties een plaats krijgen en zijn ouders in staat om te gaan met moeilijk verstaanbaar gedrag en heftige emoties van kinderen (co-regulatie) en kunnen kinderen zich veilig hechten. De psychologische veiligheid van het kind wordt tijdens de therapie gewaarborgd. De zoektocht naar de oplossing voor dat wat het kind belemmert in zijn ontwikkeling wordt namelijk gedaan in de context van intersubjectiviteit. Dat wil zeggen dat er sprake is van een situatie waarin de therapeut afstemt op het kind en er reflectieve dialogen, acceptatie, nieuwsgierigheid, belangstelling en empathie aanwezig zijn in de relatie. In het boek worden verschillende wetenschappers en wetenschappelijke onderzoeken aangehaald. Een belangrijk aspect in het boek is dat Hughes de professionals meeneemt naar het niet direct zichtbare niveau in relaties. Hij maakt het onzichtbare zichtbaar.
De inhoud
Het boek bestaat uit twee delen: Theorie en toepassing. In de bijlagen worden drie casussen uitgebreid besproken.
Deel I bestaat enkel uit hoofdstuk 1, waarin de theoretische grondbeginselen voor hechting en intersubjectiviteit – die de basis voor het in het boek besproken therapiemodel vormen – worden behandeld. Het belang van beide theorieën wordt hier helder uiteengezet.
In deel II, dat de hoofdstukken 2 tot en met 9 bevat, wordt beschreven hoe deze theoretische grondbeginselen in dit theoriemodel kunnen worden toegepast. Het is opvallend dat deel I maar een heel klein gedeelte van het boek in beslag neemt, waardoor meteen duidelijk wordt dat het een toepassingsgericht boek is. Dat wordt nog zichtbaarder door alle casusbeschrijvingen en gesprekken die tijdens en na het behandelen van een bepaalde aanpak worden beschreven. Deze gesprekken zijn zowel tussen ouder(s) en kind, therapeut en kind, als tussen therapeut en ouder(s). Het wordt daarbij meteen helder hoe een bepaalde aanpak in een gesprek kan verlopen.
De therapeutische houding, die binnen de hechtingsgerichte gezinstherapie de allerbelangrijkste plaats inneemt, wordt gekenmerkt door de vier eigenschappen speelsheid, acceptatie, nieuwsgierigheid en empathie (SANE). SANE bevordert de ontwikkeling van de één (het kind), zonder de ontwikkeling van de ander (ouders, therapeut, leerkracht) te belemmeren.
Er wordt ook een hoofdstuk gewijd aan een centraal kenmerk van dit therapiemodel, namelijk dat in het eerste stadium van de therapie alleen met de ouders wordt gewerkt. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de ouders in staat zijn om hun kinderen een veilige hechtingsbasis te bieden door die veiligheid eerst zelf bij de therapeut te ervaren. Daarnaast is er aandacht voor de wijze waarop het contact met de kinderen wordt aangegaan en hoe er met hen wordt gecommuniceerd. Ook is er aandacht voor trauma’s uit de kindertijd, van zowel ouder(s) als kind en het omgaan met gevoelens van schaamte.
Vormgeving
Het boek is uitgegeven met een harde cover en heeft 286 pagina’s. Het is een prettig leesbaar boek, wat onder andere komt door de manier van schrijven, het gebruikte lettertype en de lettergrootte.
Doelgroep
Het boek is in eerste instantie bedoeld voor therapeuten en hulpverleners die werken met ouder(s) en kind(eren). Maar mijns inziens is het breder te gebruiken door onder andere pedagogische professionals die werken met kinderen en het systeem om de kinderen en gezinnen heen. Het door Hughes beschreven model is bruikbaar in verschillende settingen en zou breder bekend mogen worden ten behoeve van alle kinderen die worstelen met trauma- en hechtingsproblematiek.
Wat hebben professionals eraan in de praktijk?
Door de vele casuïstiek in het boek, vaak in de vorm van gesprekken tussen ouder(s), therapeut en/of kind, is het een heel bruikbaar en praktisch boek voor therapeuten en professionals die op de een of andere manier betrokken zijn bij systeem- en hechtingsgerichte (gezins)therapie. De nadruk ligt op het feit dat ouders belangrijke hechtingsfiguren zijn en dat ze, door een veilige omgeving en veilige volwassenen te bieden, de gezonde emotionele ontwikkeling van hun kind kunnen bevorderen. Dit boek biedt de therapeut een volledige handleiding voor het gebruik van hechtingsgerichte therapie bij gezinnen. In mijn eigen werk als pedagoog en groepsleerkracht in een ISK merk ik dat ik regelmatig gebruik maak van de inzichten uit het boek. Vooral het gegeven dat vanuit de relatie tussen het kind en een opvoeder herstel en ontwikkeling mogelijk is, is de basis van het werk wat ik doe. Eerst connectie, dan correctie! En verder kijken dan het gedrag wat een kind laat zien. Het gedrag is slechts een symptoom. Daaronder zit de laag die aandacht nodig heeft. Door daarmee bezig te gaan is herstel mogelijk.
Over de schrijver
Daniel A. Hughes, Ph.D., is een deskundige op het gebied van hechting en hij is een zeer ervaren gezinstherapeut. Hij heeft zich gedurende 25 jaar gespecialiseerd in dyadische ontwikkelingspsychotherapie (DDP), een behandelaanpak die gebruikt wordt bij trauma, verlies en andere ontregelende ervaringen. Daarnaast is hij voorzitter van het Dyadic Developmental Psychotherapy Institute en geeft over de hele wereld trainingen over gehechtheid, trauma’s in de kindertijd en gezins- en hechtingstherapie.
Hechtingsgerichte gezinstherapie >>
Anna Foget-Feijth is Master Pedagoog en al 25 jaar groepsleerkracht in het primair onderwijs. Zij werkt nu vier jaar als groepsleerkracht in een ISK (Internationale Schakelklas) voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Hier krijgen vluchtelingen- en migrantenkinderen één tot twee jaar NT2 onderwijs voordat ze doorstromen naar het reguliere basisonderwijs. Veel van deze kinderen hebben te maken met trauma- en hechtingsproblematiek.
Tijdens haar studie heeft Anna onderzoek gedaan dat gericht was op de ontwikkeling van anderstalige nieuwkomerskinderen met trauma en hechtingsproblematiek. In dit kader onderzocht zij ook hoe onderwijsprofessionals zo goed mogelijk met deze doelgroep om kunnen gaan, zodat zij zich handelingsbekwaam zullen voelen in de omgang met deze kinderen. Kennis over trauma, hechting en (trauma)sensitief werken speelt hierbij een grote rol.
bron vakbladvroeg