Gevraagd naar wie de belangrijkste rol speelt in de leesopvoeding thuis, noemt 71% van de moeders zichzelf, tegenover 27% van de vaders. Moeders zijn dus nog altijd de belangrijkste leesopvoeders in het gezin, zo blijkt uit onderzoek van Stichting Marktonderzoek Boekenvak en GfK onder 1000 Nederlandse ouders.
Zowel moeders als vaders lezen hun kinderen regelmatig voor, met name in de levensfase van nul tot zes jaar. Van alle moeders met kinderen tussen de nul en twaalf jaar, leest 70% bijna elke dag voor. Onder vaders gaat het om 55%.
Leesopvoeding belangrijk
Door de bank genomen hechten zowel vaders en moeders veel belang aan de leesopvoeding: negen op de tien ouders vinden dit belangrijk voor hun kind. Ook beschouwen beide ouders voorlezen en samenlezen als een van de belangrijkste ontwikkelingsactiviteiten voor hun kind – samen met buiten spelen/sporten. Moeders besteden ten opzichte van vaders daarnaast ook meer tijd aan activiteiten als praten over boeken of samen met hun kind naar de boekhandel of bibliotheek gaan.
Drempels
Van alle ouders zou 41% graag meer tijd besteden aan de leesopvoeding. Ouders ervaren echter verschillende drempels om tot leesopvoeding te komen, die met de jaren toenemen.
Bij ouders met kinderen tussen de nul en zes jaar vormen schermmedia een belemmering (25%), evenals concurrerende activiteiten (15%) en een gebrek aan tijd (21%), maar komt een gebrek aan leesinteresse bij het kind (3%) nog bijna niet voor. De belangrijkste leesopvoedingsdrempels die ouders met kinderen tussen de zes en de twaalf jaar ervaren, zijn de grote aantrekkingskracht van schermen (38%), concurrentie van andere activiteiten (25%) en het gebrek aan leesinteresse bij hun kind (25%).
Bron: Persbericht Stichting Lezen / vakbladvroeg