Het aantal bijziende kinderen groeit hand over hand, een hoogleraar komt met richtlijnen om dat tegen te gaan.
Nog voor het einde van het jaar komt hoogleraar Caroline Klaver met een lijst met tips voor scholen om kinderen te behoeden voor bijziendheid. Al jaren stijgt het aantal kinderen dat ver weg niet meer scherp ziet, en die bijzienden hebben later een grotere kans om slechtziend te worden. De boosdoener is duidelijk, zegt oogheelkundige Klaver van het Erasmus MC: de vele schermpjes waar kinderen naar staren, en het feit dat ze minder vaak buiten komen.
In Europa is de helft van alle twintigers bijziend, en dat aantal stijgt. Bijzienden hebben ovalere, langgerektere ogen door het vele kijken naar voorwerpen die zich dichtbij bevinden, zoals een smartphone. De ooglens moet zich dan inspannen om het licht scherp op het netvlies te krijgen. Staar je in de verte, de horizon in, dan kan de ooglens zich weer ontspannen. Maar kinderen komen tegenwoordig minder vaak buiten, ziet Klaver, waardoor de ooglens zich ook minder vaak kan ontspannen.
Na het twintigste jaar stopt het ovaler worden van het oog, de brilsterkte hoeft daarna niet veel meer aangepast. “In de kindertijd is dus een wereld te winnen”, zegt Klaver.
Vuistregel
Leerkrachten en ouders moeten zich volgens haar aan een simpele vuistregel houden: als kinderen twintig minuten naar een scherm hebben gekeken, dienen ze twintig seconden pauze te houden. En ze moeten minimaal twee uur per dag naar buiten. Zonder dit soort maatregelen dreigt bijziendheid de belangrijkste oorzaak van slechtziendheid te worden, zei Klaver vandaag in NRC. Lichtgevoelige oogcellen verdwijnen bij bijzienden sneller bij het ouder worden, in sommige gevallen laat het netvlies los aan de binnenzijde van het oog.
Het ontbreekt nog aan duidelijke cijfers om de problemen een gezicht te geven. Klaver volgt daarom een groep dertienjarige kinderen al hun hele leven om daar verandering in te brengen. Ze onderzoekt hun ogen, maar ook vraagt ze naar hun telefoon en game-gedrag. Hoe vaak ze buiten komen kan ze aflezen aan hun bloedwaarden: de hoeveelheid vitamine D vertelt haar hoeveel zonlicht ze zagen. “Het blijkt dat kinderen nog maar een kwart van het jaar genoeg de deur uit gaan, alleen in de zomer.” Dat is dus een aandachtspunt dat in het waarschuwingsdocument komt dat ze opstelt voor scholen.
De problemen zijn volgens haar lang ontkend. “Ga maar naar de opticien, werd dan gezegd. Alsof het een niet te voorkomen aandoening is.” Pas de laatste tien jaar beginnen oogartsen te snappen dat je gedrag wel degelijk van invloed is op bijziendheid.
In Oost-Azië zijn de problemen veel groter dan in Europa. Daar is in grote steden negen op de tien twintigers bijziend.