De gebieden die het leesnetwerk in de hersenen vormen, ontwikkelen zich het meest in de eerste en tweede leerjaren van het basisonderwijs (dit is vergelijkbaar met groep 3 en 4 in Nederland). Dat blijkt uit nieuw Vlaams onderzoek. De resultaten onderstrepen het belang van een vroege interventie bij leesproblemen zoals dyslexie.
De bevindingen zijn het resultaat van een jarenlange studie van KU Leuven in samenwerking met technologiebedrijf Icometrix. Aan de studie namen 75 Vlaamse kinderen deel die van de kleuterklas tot en met het vijfde leerjaar werden opgevolgd. ‘Bij een deel van hen wisten we dat ze minstens 50% kans hadden op dyslexie, aangezien één van hun ouders het heeft’, vertelt neurowetenschapper Maaike Vandermosten (KU Leuven). ‘Onze onderzoeksvraag spitste zich toe op de oorzaak van dyslexie en of die er al is voordat je leert lezen.’
De kinderen kregen elk jaar lees- en taalgerichte tests en gingen op drie verschillende momenten onder een MRI-scanner: aan het einde van de kleuterschool, na het tweede leerjaar en halverwege het vijfde leerjaar. Zeker voor jonge kinderen kan een MRI-onderzoek afschrikken, terwijl het voor ons onderzoek nodig was om de evolutie in de hersenen te bekijken. Daarom is hier een leuke ervaring van gemaakt door het toestel voor hen te vermommen als een kasteel.
Rechterhersenhelft compenseert
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de hersenschors bij kinderen met dyslexie aan de linkerkant verschilt. Ook de verbinding met de regio’s vooraan in de hersenen is wat minder ontwikkeld. ‘Zij starten dus met een achterstand in een hersengebied dat belangrijk is om te leren lezen’, aldus Vandermosten. ‘We verwerken visuele objecten zoals geschreven woorden van kleins af aan ook in de rechterkant, maar van zodra we leren lezen is het toch de linkerkant die domineert. Bij kinderen met dyslexie zagen we dat zij de rechterkant zich meer ontwikkelden. Het lijkt alsof hun hersenen de achterstand in de linkerkant willen compenseren, maar echt efficiënt lijkt dit niet te zijn want ze blijven worstelen met lezen.’
Beging eerder met leesinterventies
De resultaten laten zien dat de hersenregio’s van het leesnetwerk het meest veranderen in het eerste en het tweede leerjaar (vergelijkbaar met groep 3 en 4 in Nederland). Met leesinterventies zoals logopedie wordt vaak pas in het derde leerjaar gestart, omdat er sprake moet zijn van een hardnekkig probleem. Maar dan is het leesnetwerk niet meer zo plastisch, legt Vandermosten uit. ‘Wil je voorkomen dat de achterstand vergroot, dan is het beter om in te grijpen op het moment dat die hersenregio’s het meest vatbaar zijn voor verbeteringen.’
Overigens stelden de onderzoekers in de verdere ontwikkeling van de leesregio’s aan de linkerkant van de hersenen geen structurele verschillen meer vast tussen kinderen met en zonder dyslexie. ‘Ze ontplooien zich gelijkaardig. Maar het onderscheid dat er al op kleuterleeftijd was, wordt niet meer goedgemaakt zonder een vroege interventie. Via een aantal testen op jonge leeftijd kan al vrij snel aangetoond worden of er een groter risico is op dyslexie. En ook het erfelijke aspect telt mee.
Voorsprong opbouwen
Een vroege interventie, in de vorm van spelletjes, kan er wellicht voor zorgen dat hun achterstand beperkter is. Nu wordt zo’n hulp meestal opgestart in het derde leerjaar, maar dan zijn de hersenen minder vatbaar voor ontwikkeling. ‘We onderzoeken nu hoe we kleuters kunnen helpen met een eenvoudig computerspel. Elke dag spelen ze een kwartiertje op een tablet. Zoiets vraagt weinig inspanning van de ouders en de begeleiders en de kinderen vinden het leuk. Het zou een manier kunnen zijn om voorsprong op te bouwen tegen de tijd dat ze leren lezen in het eerste leerjaar.’
Bron: eoswetenschap.eu, vakbladvroeg